Inleiding
Het totale pakket van gemeentelijke belastingen en heffingen bestaat uit verschillende belastingheffingen welke opgelegd worden op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde belastingverordening. De doelstelling van de lokale heffingen is het verwerven van eigen middelen uit belastingen en heffingen ter dekking van de algemene en specifieke uitgaven in het kader van de uitvoering van de gemeentelijke taken. De uitvoering en de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de heffingswerkzaamheden liggen op grond van artikel 231 van de Gemeentewet bij de heffingsambtenaar. Hierbij valt te denken aan het vaststellen en opleggen van de aanslagen en WOZ-waarden, het doen van uitspraken op bezwaren en het verweer bij beroepszaken.
Algemeen
De gemeentelijke heffingen zijn na de algemene uitkering uit het Gemeentefonds de belangrijkste bron van inkomsten. Bij gemeentelijke heffingen wordt onderscheid gemaakt tussen belastingen en retributies. Belastingen hebben een algemeen karakter. Een directe relatie tussen de belasting en de gemaakte kosten van de gemeente is in het algemeen niet aanwezig. Bij de retributies is er wel sprake van een directe relatie tussen de heffing en de gemeentelijke taak. Bij retributies mogen de geraamde opbrengsten niet hoger zijn dan de geraamde kosten van de gemeente voor de uitoefening van de taak.
Tarievenbeleid
Voor de hoogte van tarieven gelden de volgende uitgangspunten:
De belastingen en heffingen worden trendmatig verhoogd, tenzij op grond van een besluit van de gemeenteraad een andere verhoging is vastgelegd. Voor 2022 is de trendmatige verhoging vastgesteld op 1,6%.
Extra verhogingen worden slechts voorgesteld, wanneer daar tegenover de realisering van aanwijsbare voorzieningen ten behoeve van de gemeenschap staan. Dienstverlening door of vanwege de gemeente, behoort kostendekkend te zijn.
Opbrengst lokale belastingen en heffingen
Gemeentelijke heffing | rekening 2020 | begroting 2021 | begroting 2022 | begroting 2023 | begroting 2024 | begroting 2025 |
---|---|---|---|---|---|---|
1.1 Onroerende-zaakbelastingen | 4.911.973 | 5.073.277 | 5.210.439 | 5.355.062 | 5.502.142 | 5.651.724 |
1.2 Hondenbelasting | 60.747 | 62.000 | 62.000 | 62.000 | 62.000 | 62.000 |
1.3 Precariobelasting | 18.694 | 18.000 | 18.288 | 18.599 | 18.915 | 19.237 |
1.4 Toeristenbelasting | 67.545 | 42.024 | 42.696 | 43.422 | 44.160 | 44.911 |
Totaal Belastingen | 5.058.960 | 5.195.301 | 5.333.423 | 5.479.082 | 5.627.217 | 5.777.871 |
2.1 Afvalstoffenheffingen | 1.896.026 | 1.876.634 | 1.829.367 | 1.880.127 | 1.913.444 | 1.947.487 |
2.2 Rioolheffing | 2.212.597 | 2.056.991 | 2.063.537 | 2.101.424 | 2.139.956 | 2.176.820 |
2.3 Haven- en kadegelden | 598.537 | 645.152 | 652.314 | 654.649 | 657.023 | 659.608 |
2.4 Marktgelden | 34.662 | 26.956 | 30.655 | 31.176 | 31.706 | 32.245 |
2.5 Begraafrechten | 392.782 | 317.613 | 314.691 | 319.655 | 324.702 | 330.350 |
2.6 Secretarieleges (Titel 1) | 219.725 | 259.248 | 339.578 | 345.331 | 351.182 | 357.152 |
2.7. Omgevingsvergunningen (Titel 2) | 766.792 | 465.269 | 427.864 | 445.395 | 452.512 | 459.933 |
2.8 Leges (Titel 3) | 9.844 | 13.000 | 13.000 | 13.000 | 13.000 | 13.000 |
2.9 Overig | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal Retributies | 6.130.964 | 5.660.864 | 5.671.007 | 5.790.756 | 5.883.524 | 5.976.595 |
TOTAAL | 11.189.924 | 10.856.164 | 11.004.430 | 11.269.839 | 11.510.741 | 11.754.466 |
Belastingen
Belastingen hebben een algemeen karakter. Een directe relatie tussen de belasting en de gemaakte kosten van de gemeente is in het algemeen niet aanwezig. De opbrengsten van de algemene belastingen gaan naar de algemene middelen van de gemeente. De gemeenteraad bepaalt dus zelf waaraan de gemeente dat geld besteedt. Voorbeelden van algemene belastingen zijn de onroerendezaakbelasting (OZB), precariobelasting en de hondenbelasting.
1.1 Onroerende-zaakbelastingen (OZB)
Onder de naam "onroerende-zaakbelastingen" worden over binnen de gemeente gelegen onroerende zaken, drie directe belastingen geheven:
- eigenarenbelasting voor woningen;
- eigenarenbelasting voor niet-woningen;
- gebruikersbelasting voor niet-woningen
De peildatum voor de belastingplicht is 1 januari van het belastingjaar. Grondslag voor de OZB is de WOZ-waarde.
Elk jaar wordt het onroerend goed gewaardeerd o.g.v. de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Hiermee volgt de WOZ-waarde jaarlijks de marktontwikkeling. De gemeente Urk heeft delen van de jaarlijkse herwaardering uitbesteed aan Exxellence. Voor het belastingjaar 2022 geldt voor de aanslag OZB de naar prijspeil van 1 januari 2021 vastgestelde waarde van het onroerend goed.
Waardeontwikkeling
Om waardeontwikkelingen van woningen en niet-woningen niet van invloed te laten zijn op de opbrengst, worden de tarieven conform de waardeontwikkelingen aangepast. Dit uitgangspunt is in het verleden altijd bij herwaarderingen gehanteerd. In de huidige markt worden dus de stijgende WOZ-waarden gecompenseerd door een gelijktijdige daling van de tarieven.
Momenteel is er nog geen nauwkeurig inzicht in de lokale waardestijgingen voor 2022. De stijging op de huizenmarkt is fors doorgezet. Vooralsnog wordt uitgegaan van een stijging van gemiddeld 12 % van de huizenprijzen.
Er zijn nog onvoldoende marktgegevens bekend om een betrouwbaar beeld van de waardeontwikkeling van niet-woningen te ontdekken. Er wordt vooralsnog uitgegaan van een waardestijging van niet-woningen van 3 %. De daadwerkelijke tarieven, op basis van lokale waardeontwikkelingen worden opgenomen in de Verordening Onroerende-zaakbelastingen 2022. De totale OZB-inkomsten bedragen in de begroting 2022 € 5,21 miljoen.
De opbrengsten 2022 en volgende jaren zijn gebaseerd op de besluitvorming van de raad, de groei van het aantal onroerende zaken en de tariefsaanpassingen op basis van de nieuwe waarden in het kader van de hertaxaties Wet WOZ. Op grond van eerder besluitvorming dienen de tarieven zodanig vastgesteld te worden dat de geraamde opbrengsten gerealiseerd worden.
1.2 Hondenbelasting
Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake het houden van een hond binnen de gemeente. Het is niet nodig dat de gemeente een relatie legt tussen de opbrengst van de hondenbelasting en de kosten die voor de gemeente aan de bevuiling door honden zijn verbonden. Het tarief voor 2022 wordt met 1,6 % verhoogd. De opbrengst voor deze belasting wordt in 2022 geraamd op € 62.000. Er is de laatste jaren geïnvesteerd in afvalzakjes (poepzakjes) en bakken. Een burgerinitiatief voor een speel- en losloopplaats wordt momenteel nader uitgewerkt aan de Ransuil en mogelijk ook nog langs de Staartweg (bij park Vuilstort).
1.3 Precariobelasting
De gemeente heft een precariobelasting als vergoeding voor het gebruik van openbare grond. De precariobelasting wordt specifiek geheven voor het plaatsen van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Voorbeelden van belaste voorwerpen zijn kabels en leidingen, terrassen, bouwmaterialen, zonneschermen, luifels, lichtreclames en vlaggen. Precariobelasting wordt wel gezien als de fiscale tegenhanger van een privaatrechtelijke vergoeding om de gemeentegrond te kunnen gebruiken. De opbrengst wordt in 2022 geraamd op € 18.000.
1.4 Toeristenbelasting
Dit betreft een belasting die wordt geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de Basisregistratie Personen (BRP). Door het heffen van een toeristenbelasting dragen ook niet-inwoners bij in de kosten van de algemene voorzieningen. Het tarief bedraagt € 1,50 per persoon per overnachting. De opbrengst stijgt jaarlijks iets. De opbrengst voor deze belasting wordt in 2022 geraamd op € 50.000.
Retributies
Onder de naam ‘retributies’ worden tarieven geheven voor diverse typen gemeentelijke dienstverlening. Bij retributies is er in feite sprake van een directe relatie tussen de heffing en de gemeentelijke taak. De geraamde opbrengsten mogen niet hoger zijn dan de geraamde kosten van de gemeente voor uitoefening van de taak. De aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend, is belastingplichtig.
De gemeente moet in de paragraaf lokale heffingen een overzicht van baten en lasten opnemen voor heffingen waarbij sprake is van het verhalen van kosten. De gemeente Urk volgt hierin de handreiking van de VNG. Deze handreiking is gericht op een praktische en eenduidige uitvoering van deze verplichting. De voorgeschreven uniforme taakveldindeling biedt de mogelijkheid om met een standaardindeling te werken. Gelet op de ontwikkelingen in de (uitleg van de) regelgeving en de problemen die de gemeenten bij de invoering tegenkomen, zal er nog enige tijd sprake zijn van een dynamisch document.
Uitgangspunt van het nieuwe BBV is dat de integrale kosten via de heffingen in rekening gebracht kunnen worden. Dat zijn de directe kosten vermeerderd met een redelijke opslag voor overhead. De methodiek van de toerekening van de overhead is vastgelegd in de financiële verordening. Op grond van de financiële verordening dient 76,9% van de overhead toegerekend te worden.
Voor de navolgende heffingen geldt dat de opbrengsten niet uit mogen gaan boven de geraamde kosten, ofwel geldt dat deze maximaal kostendekkend mogen zijn:
- Afvalstoffenheffing;
- Rioolrecht;
- Haven- en kadegelden;
- Leges;
- Marktgelden;
- Begraafrechten.
2.1 Afvalstoffenheffing
Afvalstoffenheffing wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge art. 10.11 van der Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. De hoogte van de aanslag is afhankelijk van de gezinsgrootte en de soort container. In de tarieven zijn ook de kosten voor de milieustraat en het straatvegen verwerkt.
De opbrengst van de afvalstoffenheffing dient de kosten te dekken. De tarieven stegen de afgelopen jaren als gevolg van het slechte afvalscheidingsgedrag en door veranderend Rijksbeleid. Om het scheiden van afval te stimuleren stijgt de belasting op verbranden en storten van afval jaarlijks fors om zo milieuvervuilend gedrag te ontmoedigen. Deze hogere kosten, die gepaard gaan met het verbranden van afval, komen uiteindelijk terecht bij onze inwoners. De verwachting was dat, bij onveranderd beleid, de tarieven de komende jaren, jaarlijks met minimaal 10% moesten te stijgen. Een werkgroep is in 2019 daarom aan de slag gegaan om beleid te ontwikkelen om het scheiden van afval te stimuleren en te voorkomen dat de tarieven (te veel) stijgen. Met ingang van 1 april 2020 is het inzamelbeleid gewijzigd.
Het restafval en papier wordt iedere maand opgehaald en het GFT-afval en PMD iedere veertien dagen. De resultaten zijn uitermate positief. De recyclebare afvalstromen (GFT, PMD, Papier) zijn in 2020 en 2021 gestegen, terwijl de hoeveelheid restafval is gedaald.
Bij ongewijzigd beleid had het jaarlijks met minstens € 25,00 moeten stijgen en was het tarief ondertussen op tenminste€ 400,00 voor een meerpersoonshuishouden gekomen. Maar nu kan het tarief voor het tweede jaar op rij dalen en vastgesteld worden op € 335,00. Een compliment voor de burger die deze omslag mogelijk gemaakt heeft. Wel dienen er de komende jaren investeringen gedaan te worden om de afvalinzameling verder te verbeteren.
De afvalinzameling op Urk is uitbesteed aan de afvalinzamelaar ROVA te Zwolle. In de tabel hieronder treft u de kostenonderbouwing afvalverwijdering en -verwerking aan voor het jaar 2022.
Kostenonderbouwing afvalstoffenheffing
LASTEN | BATEN | ||
Omschrijving | bedrag | Omschrijving | bedrag |
---|---|---|---|
0.4 Taakveld overhead | 121.237 | 7.3 Taakveld afval | 1.829.367 |
0.5 Taakveld treasury | 461 | 7.3 Taakveld afval (bijdrage inzameling kunststof) | 54.544 |
0.8 Taakveld overige baten en lasten | 82.288 | 0.10 Taakveld reserves | 3.170 |
2.1 Taakveld verkeer en vervoer | 80.685 | ||
5.7 Taakveld openbaar groen | 20.460 | ||
6.3 Taakveld inkomensregelingen | 39.501 | ||
7.3 Taakveld afval | 1.566.676 | ||
Totale kosten | 1.911.308 | Totale opbrengsten | 1.887.081 |
Kostendekkendheid (incl reservemut) | 99% |
Toelichting
Vanuit het taakveld overhead wordt een bedrag van ruim € 121.237 in rekening gebracht. Hierbij gaat hier niet alleen om de kosten voor de inzet van de medewerkers die aan het beleid invulling geven, maar ook om de inzet van het personeel in de buitendienst. Daarnaast bestaat deze overhead uit kosten van staffuncties zoals personeelszaken, financiën, etcetera. Ook worden de automatiseringskosten die verband houden met deze heffing toegerekend.
Vanuit het taakveld treasury wordt een bedrag van € 461 in rekening gebracht als overige kosten waaronder rente voor gedane investeringen.
Onder het taakveld 0.8 Taakveld overige baten en lasten wordt een bedrag van € 82.288 als BTW in rekening gebracht.
Taakveld 2.1 Verkeer en Vervoer ziet op de straatreiniging. Straatvegen doet de gemeente om drie redenen. Voor het functioneren van de riolering, vanwege het feit dat mensen hun afval verkeerd aanbieden (weggooien) en voor de verkeersveiligheid. Een exacte verdeling is niet te bepalen. Jaarlijks wordt een deel van de kosten van het straatvegen via de afvalstoffenheffing in rekening gebracht. Voor 2022 is dit bedrag bepaald op € 80.685. Tevens wordt in 2022 een bedrag van € 20.460 doorberekend aan de heffing vanuit de post openbaar groen.
Onder het taakveld 6.3 Taakveld inkomensregelingen worden de kosten doorberekend voor de kwijtschelding op de gemeentelijke belastingen. Voor 2022 wordt de kwijtschelding op de afvalstoffenheffing begroot op € 39.501.
Bij het taakveld afval worden de kosten begroot voor de afvalverwijdering en -verwerking. Het gaat op deze plaats met name om de kosten die door de ROVA aan de gemeente Urk in rekening worden gebracht. Samen bedragen deze kosten een bedrag van € 1.566.676.
De afvalstoffenheffing voor 2022 is begroot op een bedrag van ruim € 1.829.367. De post 7.3 Taakveld afval (bijdrage inzameling kunststof) ziet op de inkomsten van de deelstromen zoals oud papier, glas en plastic. Voor 2022 is de bijdrage geraamd op € 54.544.
2.2 Rioolheffing
Rioolheffing wordt geheven van de eigenaar van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering en van de gebruiker van een perceel waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, dan wel dat belang heeft bij de nakoming van de gemeentelijke zorgplichten.
De opbrengst van de rioolheffing mag alleen worden gebruikt ter dekking van de kosten van:
- het inzamelen en transporteren van huishoudelijk en bedrijfsafvalwater en het zuiveren van huishoudelijk afvalwater;
- het inzamelen van afvloeiend hemelwater en het verwerken hiervan alsmede maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand te voorkomen of te beperken.
Bij het bepalen van de hoogte van de tarieven van de rioolheffing houden we er rekening mee dat de baten niet hoger mogen zijn dan de lasten. Uitgangspunten zijn 100% kostendekkendheid en gedifferentieerde tarieven per huishoudtype, waarbij de huishoudens met 4 of meer personen meer betalen, dan huishoudens tot en met 3 personen. Bij niet-woningen wordt naast een vast bedrag van de eigenaar, belasting geheven over het waterverbruik van de gebruiker.
In 2015 heeft de gemeenteraad van Urk het Gemeentelijk Rioleringsplan (verder te noemen GRP) vastgesteld voor de periode 2016-2021. Uit dit GRP blijken de verwachte exploitatie en investeringslasten in de uitvoeringsperiode. Verder worden in het GRP de belangrijkste uitgangspunten voor de rioolheffing vermeld. Uitgangspunt is dat eventuele exploitatieoverschotten ten gunste moeten komen van voorziening riolering derden of de bestemmingsreserve riolering. Investeringen moeten zo mogelijk direct worden afgeboekt vanuit de spaarvoorziening riolering. Dit met dien verstande dat in de spaarvoorziening een bedrag van € 500.000 beschikbaar blijft. De inzet op deze wijze van de spaarvoorziening is bedoeld om onnodige rentekosten op investeringen te vermijden.
De tarieven voor de rioolheffing worden vastgesteld op grond van het GRP. Maar door de lage rente dalen de rentelasten. Tevens is het egalisatiefonds eerder op niveau en vallen in het algemeen de kosten lager uit. Als gevolg hiervan kunnen de tarieven in 2021 met 7% dalen! Bij het nieuwe GRP 2022 ev. zal bekeken worden hoe de tarieven zich in de komende jaren dienen te ontwikkelen.
Kostenonderbouwing rioolheffing
LASTEN | BATEN | ||
Omschrijving | bedrag | Omschrijving | bedrag |
---|---|---|---|
0.4 Taakveld overhead | 117.386 | 7.2 Taakveld riolering | 2.066.805 |
0.5 Taakveld treasury | 135.988 | ||
0.8 Taakveld overige baten en lasten | 105.844 | ||
0.10 Taakveld reserves | 0 | ||
2.1 Taakveld verkeer en vervoer | 143.063 | ||
5.7 Taakveld openbaar groen | 159.240 | ||
7.2 Taakveld riolering | 1.451.641 | ||
Totale kosten | 2.113.162 | Totale opbrengsten | 2.066.805 |
Kostendekkendheid | 98% |
Toelichting
Voor de beleids-, beheers- en onderhoudstaken riolering, alsmede voor de ondersteunende werkzaamheden zijn de kosten op het taakveld overhead voor 2022 begroot op een bedrag van € 117.386. Hierbij gaat hier niet alleen om de kosten voor de inzet van de medewerkers die aan het beleid invulling geven, maar ook om de inzet van het personeel in de buitendienst. Daarnaast bestaat deze overhead uit kosten van staffuncties zoals personeelszaken, financiën, et cetera. Ook worden de automatiseringskosten die verband houden met deze heffing toegerekend.
In het GRP is ervoor gekozen een deel van de kosten straatvegen toe te rekenen aan de te verhalen kosten riolering. Voor 2022 is dit bedrag bepaald op € 143.063.
Vanuit het taakveld openbaar groen wordt een bedrag van € 159.240 toegerekend.
Onder het taakveld 0.8 Taakveld overige baten en lasten wordt een bedrag van € 105.844 als BTW in rekening gebracht.
De kosten taakveld treasury bedragen ruim € 135.988. Dit is de rente op 1 januari 2022 voor de gedane investeringen.
De rioolheffing voor 2022 is begroot op een bedrag van € 2.066.805
2.3 Havengelden
Onder de naam "havengelden" wordt een recht geheven voor het gebruik of genot van de gemeentelijke havens.
Kostenonderbouwing havengelden
LASTEN | BATEN | ||
Omschrijving | bedrag | Omschrijving | bedrag |
---|---|---|---|
0.4 Taakveld overhead | 213.371 | 2.3 Recreatieve havens | 432.729 |
0.5 Taakveld treasury | 51.587 | 2.4 Economische havens en waterwegen | 293.094 |
0.10 Taakveld reserves | -47.957 | ||
2.3 Recreatieve havens | 372.652 | ||
2.4 Economische havens en waterwegen | 425.694 | ||
Totale kosten | 1.015.348 | Totale opbrengsten | 725.823 |
Kostendekkendheid | 71% |
Toelichting
Vanuit het taakveld overhead wordt een bedrag van € 213.371 toegerekend. Hierbij geldt dat de kosten van de havenmeester niet volledig toegerekend mogen worden. Werkzaamheden als toezicht en handhaving mogen namelijk niet als lasten ter zake worden beschouwd.
De kosten taakveld treasury bedragen ruim € 51.587. Dit zijn de rente en afschrijvingslasten op 1 januari 2022 voor de gedane investeringen.
De vanuit het taakveld havens rechtstreeks toegerekende kosten bedragen voor de recreatieve haven € 372.652 en de economische havens en watergangen € 425.694.
De totale opbrengsten worden bij het onderdeel havens geraamd op een bedrag van € 725.823. Dit bedrag is opgebouwd uit opbrengsten recreatieve havens € 432.729 en opbrengsten economische havens en watergangen € 293.094.
2.4 Marktgelden
In de gemeente wordt onder de naam "marktgeld" een recht geheven voor het innemen van een standplaats op de voor de markt aangewezen plaats, gedurende de voor de markt geldende tijd.
De tarieven zijn opgenomen in de Verordening Marktgelden. De tarieven worden doorgaans jaarlijks verhoogd met de inflatiecorrectie. Het tarief voor de eerste vier meter is een vast bedrag. Het gebruik van stroom wordt afzonderlijk in rekening gebracht.
Kostenonderbouwing marktgelden
LASTEN | BATEN | ||
Omschrijving | bedrag | Omschrijving | bedrag |
---|---|---|---|
0.4 Taakveld overhead | 15.923 | 3.3 Bedrijvenloket en bedrijfsregelingen | 30.655 |
0.5 Taakveld treasury | 0 | ||
3.3 Bedrijvenloket en bedrijfsregelingen | 34.089 | ||
Totale kosten | 50.012 | Totale opbrengsten | 30.655 |
Kostendekkendheid | 61% |
Toelichting
Vanuit het taakveld overhead wordt een bedrag van € 15.923 in rekening gebracht. Het gaat hier de kosten van staffuncties zoals personeelszaken, financiën, et cetera. Ook worden de automatiseringskosten die verband houden met deze heffing toegerekend. De kosten van de marktmeester niet volledig toegerekend mogen worden. Werkzaamheden als toezicht en handhaving mogen namelijk niet als lasten ter zake worden beschouwd.
De rechtstreeks aan het onderdeel bedrijfsloket en bedrijfsregelingen toegerekende bedrag bedraagt € 34.089.
2.5 Begraafrechten
Op basis van de verordening op de graf- en begrafenisrechten worden in de gemeente Urk rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats. In juli 2017 is er een nieuwe Beheersverordening begraven vastgesteld.
Voor de begrafenisrechten geldt dat deze maximaal kostendekkend mogen zijn. Kruissubsidiëring is mogelijk binnen deze verordening. Dit betekent dat het dekkingspercentage moet worden beoordeeld op basis van de gehele verordening en niet per onderdeel. In onderstaande tabel worden de kosten en opbrengsten begraafplaatsen volgens de begroting 2022 vermeld. Hieruit blijkt dat het dekkings-percentage 79% is.
Kostenonderbouwing begraafrechten
LASTEN | BATEN | ||
Omschrijving | bedrag | Omschrijving | bedrag |
---|---|---|---|
0.4 Taakveld overhead | 123.150 | 7.5 Begraafplaatsen | 314.691 |
0.5 Taakveld treasury | 22.813 | ||
7.5 Begraafplaatsen | 251.031 | ||
Totale kosten | 396.994 | Totale opbrengsten | 314.691 |
Kostendekkendheid | 79% |
Toelichting
Vanuit het taakveld overhead wordt een bedrag van € 123.150 toegerekend. Hierbij gaat hier niet alleen om de kosten voor de inzet van de medewerkers begraafplaatsen, maar ook om de inzet van het personeel in de buitendienst. Daarnaast bestaat deze overhead uit kosten van staffuncties zoals personeelszaken, financiën, et cetera.
De kosten taakveld treasury bedragen ruim € 22.813. Dit is de rente op 1 januari 2022 voor de gedane investeringen.
De vanuit het taakveld begraafplaatsen rechtstreeks toegerekende kosten bedragen € 251.031.
Voor 2022 is een raming van € 314.691 opgenomen voor begraafplaatsrechten. Dit bedrag is verantwoord op het taakveld begraafplaatsen.
2.6 Legesverordening
Onder de naam "leges" worden een aantal verschillende rechten geheven voor het genot van door, of vanwege het gemeentebestuur, verstrekte diensten. Het gaat hier vooral om de secretarieleges en de leges bouwvergunningen. Van sommige leges wordt het tarief vastgesteld door het Rijk. Bij het berekenen van een kostendekkend tarief mogen overigens alleen de kosten van het verlenen van een vergunning of dienst in rekening worden gebracht. Kosten van onder andere toezicht en handhaving mogen niet doorberekend worden. Voor 2022 worden de tarieven in ieder geval verhoogd met 1,6%. Sommige tarieven kunnen meer stijgen om de kostendekkendheid te bereiken.
Belastbare feit
De legestarieventabel vormt een uitwerking van artikel 2 van de Legesverordening. Meestal is gekozen voor het omschrijven van het belastbare feit als ‘het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning’ en niet als ‘het afgeven van een vergunning’. Dit heeft namelijk als voordeel dat de leges al verschuldigd zijn op het moment van het in behandeling nemen van de aanvraag.
Hoogte van de tarieven
Voor een aantal diensten is de hoogte van het te heffen legesbedrag wettelijk geregeld. Dit geldt onder andere voor de diensten opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. Voor een aantal andere diensten is wettelijk geregeld dat de tarieven niet boven een bepaald bedrag uit mogen gaan. Gemeenten mogen wel een lager bedrag opnemen dan het in de wettelijke regeling genoemde maximum.
Het betreft de tarieven van onder andere:
- onderdeel 1.3.7 (akten burgerlijke stand);
- hoofdstuk 7 (reisdocumenten)
- hoofdstuk 8 (rijbewijzen)
- onderdeel 1.4.7 (papieren verstrekking uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens)
- onderdeel 1.12.1.2 (verklaring omtrent het gedrag)
- hoofdstuk 13 (verstrekkingen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens)
- hoofdstuk 9 (kansspelen)
Leges algemeen
Streven is de leges kostendekkend te maken. De tarieven dienen wel maatschappelijk aanvaardbaar te zijn, wat wil zeggen dat de tarieven die de gemeente Urk hanteert niet buitensporig hoog mogen zijn in vergelijking met die van omliggende gemeenten of het landelijk gemiddelde.
Om te komen tot meer kostendekkende tarieven stijgen de meeste tarieven met 1,6%. Andere tarieven zijn begrensd door wettelijke tariefstellingen. De daadwerkelijke tarieven kunnen op basis van de werkelijke opbrengsten of kosten afwijken en zullen worden opgenomen in de tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2022.
Overhead
De overheadkosten worden volledig omgeslagen naar rato van de op de taakvelden geraamde loonkosten. Dit betekent dat voor alle op taakvelden toerekenbare uren een algemene opslag overhead geldt van 75,1%.
Kruissubsidiëring leges
Binnen de legesverordening wordt kruissubsidiëring vaak toegepast. Kruissubsidiëring houdt in dat een overdekking binnen de ene groep diensten wordt gebruikt voor de onderdekking van een andere groep diensten. Over het algemeen is kruissubsidiëring binnen de legesverordening toegestaan, maar bij voorkeur alleen binnen gelijke diensten of groepen van diensten.
Op basis van artikel 13, tweede lid, van de Europese Dienstenrichtlijn geldt voor titel 3 dat slechts kruissubsidiëring binnen elk hoofdstuk mogelijk is. Binnen titel 1 en 2 is kruissubsidiëring mogelijk tussen de verschillende hoofdstukken. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat kruissubsidiëring is toegestaan, ook tussen verschillende titels 1 en 2 of activiteiten die ogenschijnlijk geen enkele relatie hebben. Voor de toets aan de opbrengstlimiet blijven de totaal geraamde baten en lasten van alle tarieven uit de legesverordening van belang.
Titel 1 Algemene dienstverlening
Voor 2022 stijgen de (secretarie)leges met 1,6%. De maximumtarieven voor paspoorten en identiteitskaarten worden elk jaar door het Rijk vastgesteld. De verschillende tarieven zijn opgenomen in de tarieventabel. De totale inkomsten uit Titel 1 bedragen in de begroting 2022 € 346.093. De kosten bedragen € 782.057. Hiermee komt het dekkingspercentage op 44%.
Titel 1 | Algemene dienstverlening | baten | lasten | waarvan overhead | Kosten-dekkend-heid |
---|---|---|---|---|---|
Hoofdstuk 1 | Algemeen | ||||
Hoofdstuk 2 | Bestuurszaken | ||||
Hoofdstuk 3 | Burgerlijke stand | -55.009 | 471.772 | 183.545 | 12% |
Hoofdstuk 4 | Verstrekkingen uit BRP | -10.427 | 105.285 | 39.702 | 10% |
Hoofdstuk 5 | Gemeentearchief | ||||
Hoofdstuk 6 | Vastgoedinformatie | ||||
Hoofdstuk 7 | Reisdocumenten | -178.852 | 131.413 | 13.349 | 136% |
Hoofdstuk 8 | Rijbewijzen | -78.974 | 51.289 | 9.595 | 154% |
Hoofdstuk 9 | Wet op Kansspelen | ||||
Hoofdstuk 10 | Verkeer en Vervoer | ||||
Hoofdstuk 11 | Kabels en Leidingen | ||||
Hoofdstuk 12 | Diversen BRP | ||||
Hoofdstuk 13 | Wet bescherming persoonsgegevens | ||||
Hoofdstuk 14 | Overig | -23.035 | 22.297 | 5.184 | 103% |
-346.298 | 782.057 | 251.376 | 44% |
Toelichting
Hoofdstuk 1, 2, 5, 6, 9, 10, 11 en 13
Voor deze hoofdstukken geldt dat deze niet of nauwelijks voorkomen, dat ze zijn opgenomen onder andere hoofdstukken of dat ze verantwoord worden onder andere producten. Ze worden genoemd om de opbouw van de modelverordening van de VNG te kunnen blijven volgen en om te voorkomen dat bepaalde diensten om niet moeten worden verstrekt. Voor deze hoofdstukken is geen raming van de kosten en of opbrengsten opgenomen in de begroting onder de leges Titel I.
Hoofdstuk 3
De kosten voor gratis huwelijken worden niet toegerekend. Aan dit hoofdstuk wordt het grootste gedeelte van de overhead toegerekend, waardoor de kostendekkendheid op 12% uitkomt. Dit heeft tot gevolg dat andere hoofdstukken meer dan 100% kostendekkend zijn. De diensten in titel I worden namelijk grotendeels door dezelfde medewerkers verleend.
Hoofdstuk 4, 12 en 13
De wettelijke gemaximeerde tarieven worden gehanteerd. De kosten voor de registratie niet-ingezetenen (RNI) worden niet toegerekend omdat hier ook geen legesinkomsten tegenover staan.
Hoofdstuk 7 en 8
Er vindt kruissubsidie binnen de gehele titel plaats, omdat de diensten door dezelfde medewerkers worden verleend. Zo is de overhead op basis van personeelslasten met name aan hoofdstuk 3 toegerekend, zodat dit hoofdstuk minder dan kostendekkend is. Aan hoofdstuk 7 en 8 is daarentegen minder overhead toegerekend, zodat deze hoofdstukken meer dan kostendekkend zijn.
Hoofdstuk 14
Deze kosten en opbrengsten hebben geen betrekking op de weekmarkten, maar op onder andere APV-vergunningen inzake losse standplaatsen.
Titel 2 Dienstverlening vallend onder de fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning
De geraamde opbrengst 2022 van de leges Titel 2 bedraagt € 456.991. De kosten bedragen € 1.056.995. Dit is echter exclusief overhead van 75,1%. Hiermee komt het dekkingspercentage op 43%.
Titel 2 | Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning | baten | lasten | waarvan overhead | Kosten-dekkend-heid |
---|---|---|---|---|---|
Hoofdstuk 1 | Begripsomschrijvingen | ||||
Hoofdstuk 2 | Omgevingsvergunningen | -427.864 | 1.056.995 | 402.033 | 40% |
Hoofdstuk 3 | Teruggaaf | ||||
Hoofdstuk 4 | Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag | ||||
Hoofdstuk 5 | Geringe wijziging verleende omgevingsvergunning | ||||
Hoofdstuk 6 | Reclame | ||||
Hoofdstuk 7 | Overig | -29.126 | |||
-456.991 | 1.056.995 | 402.033 | 43% |
Toelichting
Hoofdstuk 2
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat gemiddelde bouwwerken leiden tot kruissubsidiëring van grote naar kleine bouwwerken. Deze kruissubsidiëring is echter zeer divers. Het is niet mogelijk om cijfermatig de gevolgen te laten zien. Voor alle bouwwerken geldt immers dat dezelfde bouwsom niet automatisch leidt tot dezelfde kosten. Dat is mede afhankelijk van het soort gebouw, de ligging en of er sprake is van een (gemeentelijk) monument.
Voor 2022 wordt er van uitgegaan dat er 100 woningen worden gebouwd, verdeeld over vrijstaande woningen, twee onder één kap woningen, geschakelde twee onder één kap woningen, rijen huur, rijen koop, starterswoningen koop, huur, verzorgd wonen, gestapeld koop/huur en patiowoningen. Daarnaast is op basis van de gemiddelde inkomsten uit verbouwplannen de verwachting dat jaarlijks € 150.000 aan leges wordt gegenereerd voor verbouw. Kosten van bijvoorbeeld toezicht, handhaving en administratie mogen niet in de leges berekend worden.
Hoofdstuk 3 tot en met 7
Voor deze hoofdstukken geldt dat deze niet of nauwelijks voorkomen, dat ze zijn opgenomen onder andere hoofdstukken of dat ze verantwoord worden onder andere producten. Ze worden genoemd om de opbouw van de modelverordening van de VNG te kunnen blijven volgen en om te voorkomen dat bepaalde diensten om niet moeten worden verstrekt. Voor deze hoofdstukken is geen raming van de kosten en of opbrengsten opgenomen in de begroting onder de leges Titel II. De meer- of minderopbrengst wordt rechtstreeks verrekend in hoofdstuk 2.
Titel 3 Europese dienstenrichtlijn
De producten of diensten uit Titel 3 mogen onderling niet worden verrekend (kruissubsidiëring), tenzij er sprake is van een onderling verband. Hiervan is in de huidige legestabel echter geen sprake. Per product of dienst mag geen winst worden gemaakt.
Titel 3 | Europese dienstenrichtlijn | baten | lasten | Kosten-dekkend-heid | |
---|---|---|---|---|---|
Hoofdstuk 1 | Horeca | -5.200 | 6.200 | 84% | |
Hoofdstuk 2 | Organiseren evenementen of markten | -8.500 | 10.500 | 81% | |
Hoofdstuk 3 | Landelijke Registratie Kinderopvang | ||||
Hoofdstuk 4 | Splitsing percelen | ||||
-13.700 | 16.700 | 82% |
Toelichting
Hoofdstuk 1
Op basis van de tijdsbesteding is de raming tot stand gekomen. Hierbij wordt uitgegaan van het aantal vergunningen inzake de Drank- en Horecawet, ontheffingen van de sluitingstijd, ontheffingen voor onder andere het verbod van het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank en wijzigingen van het aanhangsel als bedoeld in artikel 30a van de Drank- en Horecawet. Dit betreft het doorhalen van de aantekening dat een leidinggevende niet meer werkzaam is bij het horecabedrijf of slijtersbedrijf.
Hoofdstuk 2
Voor een evenement waar minder dan 75 bezoekers aanwezig zijn kan een melding volstaan als het aan de vereisten voldoet van artikel 2.25 van de APV. Een evenement wordt als “groot” beschouwd indien er meer dan 600 bezoekers zijn, twee of meer aaneengesloten dagen duurt of ernstige gevolgen kan hebben voor de openbare orde. Een regulier evenement heeft tussen de 75 en 600 bezoekers en duurt maximaal één dag.
Op basis van een gemiddelde tijdsbesteding voor een normaal evenement en voor een groot evenement is een raming van de baten en lasten gemaakt. Om de organisatie van evenementen financieel mogelijk te houden is gekozen voor maatschappelijk aanvaardbare tarieven die niet kostendekkend zijn.
Hoofdstuk 3 t/m 4
De activiteiten genoemd in de hoofdstukken 3 t/m 4 komen in de praktijk niet voor. Hiervoor zijn geen baten en lasten opgenomen.
Kwijtschelding
Op grond van de Invorderingswet 1990 en het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid kan een belastingschuldige die niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding worden verleend. Bij Ministeriële regeling worden inkomensnormen vastgesteld, welke van toepassing zijn voor de eventuele toekenning van kwijtscheldingsaanvragen. De gemeente Urk hanteert ten aanzien van de normbedragen een kwijtscheldingspercentage van 100%.
Kwijtschelding kan alleen worden aangevraagd indien het een aanslag betreft voor onroerende zaakbelasting, afvalstoffenheffing en rioolrechten. De overige heffingen zijn in de desbetreffende belastingverordeningen uitgesloten voor kwijtschelding.
Lokale lastendruk
Lokale belastingen mogen zich altijd al in een grote belangstelling verheugen, vooral landelijk. Diverse instanties berekenen jaarlijks de stijging van de lokale lasten en de uitkomsten hiervan hebben grote aandacht van de landelijke pers. Met name de verschillen tussen de diverse gemeenten krijgen daarbij veel aandacht.
Een landelijk overzicht van de gemiddelde woonlasten laat zien dat het gemeentelijk aandeel daarin meevalt. In 2021 was dit 19%.
Bron: Coelo - Atlas van de lokale lasten 2021
Gemiddelde woonlasten < 3 personen
Gemiddelde woonlasten > 4 personen
De algehele verwachting is dat de gemiddelde woonlasten per persoonshuishouding (phh) de komende jaren, na inflatiecorrectie, dalen. De geprognosticeerde woonlasten 2021 komen voor een huishouden van 1 t/m 3 personen uit op € 897 (2020: € 892) .
De OZB stijgt in 2022 met 1,6%. Dit is gelijk aan de inflatiecorrecte.Daarnaast stijgt de rioolheffing licht. De toekomstige ontwikkelingen van de rioolheffing zullen in het nieuwe GRP, dat binnenkort aan u aangeboden wordt, zichtbaar worden.
Voor het jaar 2022 kan ook de afvalstoffenheffing dalen. Dit is een gevolg van het gewijzigde afvalbeleid. De hoeveelheid restafval blijft dalen, terwijl de hoeveel recyclebare afvalstromen is gestegen. Het nieuwe beleid dat u heeft vastgesteld, is door de inzet van de burger een groot succes geworden. Door haar en zijn inzet kan het tarief voor nu, net als in 2021 dalen, terwijl bij ongewijzigde beleid het tarief met ongeveer € 25,00 per jaar had moeten stijgen. Complimenten richting de burger zijn dan ook zeker op zijn plaats. Wel dienen er de komende jaren investeringen gedaan te worden om de afvalinzameling verder te verbeteren.
Woonlasten meerpersoonshuishouden | Gemiddelde grootte huishouden | Heffing per inwoner | ||
2020 | 2021 | |||
Flevoland | € 816 | € 834 | 2,5 | € 333 |
Almere | € 843 | € 854 | 2,4 | € 355 |
Dronten | € 739 | € 793 | 2,3 | € 344 |
Lelystad | € 811 | € 833 | 2,3 | € 362 |
Noordoostpolder | € 755 | € 755 | 2,4 | € 314 |
Urk | € 909 | € 892 | 3,3 | € 270 |
Zeewolde | € 782 | € 854 | 2,4 | € 355 |
CIJFERS COELO 2021: Woonlasten per gemeente (Ozb, rioolheffing en afvalstoffenheffing; woning met gemiddelde waarde; na aftrek van eventuele heffingskorting; euro per jaar per huishouden. Meerpersoonshuishouden is 3 personen)
In bovenstaande tabel heeft Urk ten opzichte van de andere gemeenten in Flevoland de hoogste woonlasten. Daar zijn echter diverse verklaringen voor. Zo is de structuur van de gemeente Urk nadelig voor de hoogte van de belastingen, maar ook voor de uitkeringen van het Rijk. Urk heeft meer jeugd en een hogere woningbezetting. Een andere gemeente met evenveel inwoners heeft gemiddeld meer woningen en kan de belastingdruk dus beter spreiden. Maar ook verstrekt het Rijk aan kleinere gemeenten in verhouding lagere uitkeringen. Daarnaast heeft Urk als gevolg van het verval in hoogte van ca. 15 meter tussen het oude eiland en de Urkervaart en de zettingsgevoeligheid van de ondergrond hogere kosten om het riool goed te laten functioneren.